Pieterpad wordt pieterpoel. Ik ben aan het
pieterpoedelen, gelukkig ben ik niet pieterpeuterig. Regen en onweer, wat
verlang je op een warme zomerdag nog meer van de wereld? Op een gegeven moment
ben je zo doorweekt bent dat je alleen nog nog maar kán genieten. Een soort
dwangmatige overgave. Volgens mij verlangt elke vrouw dat trouwens ook van een
man (of van een andere vrouw). Op zo’n moment van doorweektheid begin ik altijd
in het lot te geloven. In de zin van: als er nu een bliksemschicht inslaat, dan
is dat buiten mij om; iets buiten mij beslist over mij. Alsof ik één van die
kiezels ben die door de waterstroom, die ooit het pieterpad was, mee wordt
gesleurd. Maar als er zoiets als het lot is, is mijn lot dan het winnende of
het verliezende? Of heb ik zo’n zielig hier-is-de-aankoopprijs-terug lot?
Misschien heb ik wel zo eentje waarmee je een fiets wint, dat lijkt me wel wat:
een fiets.
Fragmenten:
- Op het moment dat ik denk dat ik het ergste heb gehad
(ik ben net een ware waterval gepasseerd op het ex-pad) kom ik een vrouw in
professioneel uitziende regenkleding (zo’n knalgeel pak) en kaplaarzen tegen
die met haar hond aan het wandelen is. ‘Met die schoenen ga je het niet redden
hoor meisje.’ Ik kijk naar mijn toch hele goede en dure gore-tex
wandelschoenen, die het tot nu toe nog aardig hebben gehouden. Ik geloof er
niets van. ‘Ik moet toch echt die kant op!’ roep ik en loop door. Even later
stroomt het water inderdaad over de rand van mijn schoenen heen. Voortaan
luister ik naar de raad van wijze vrouwen in regenpakken.
Gedachten:
- ‘Zou ik vanaf daar een mooi uitzicht hebben?’ (loopt
veelbelovend uitziende trap op) ... ‘Nee.’ (loopt weer terug) .
- ‘Ik ben toch zeker een piraat! Welke piraat is er nou
bang voor water?’
- ‘Is dit nou echt
zo veel slechter dan 34° en zon?’
- (ziet zichzelf
in een raam, uitgedost in gele regenponcho met rugtas waar een roze regenhoes
overheen zit) ‘Ik zie eruit als een kruising tussen een dwerg en een schildpad,
best schattig.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten