25 juli 2014

dag 2, 22-07, Valkenburg - Sittard, 22 km



Ik kwam me tegen en ik zei: ‘Ik wil niet meer. Ik stop ermee.’
Ik zei: ‘Nee.’ 

Ik zei: ‘Ik ga hier zitten, je krijgt me niet meer mee.’ Ik zei: ‘Nee.’ 

Ik zei: ‘Wat een verschrikkelijk slecht idee. Ik kan wel duizend minder moeilijke manieren van vakantie bedenken.’ Ik zei: ‘Ik ook, oké!’

Ik zei: ‘Ik wil niet meer.’ Ik zei niets.
Ik zie mezelf vrolijk naar me zwaaien.


Fragmenten:
-  Er is een prachtig kasteel ergens halverwege de route, waar ik iets wil drinken en even pauze wil houden. Het is net over de helft. Maar aangezien ik in Valkenburg al verdwaald ben denk ik dat ik toch al zo’n 5 km extra heb afgelegd, dus ik loop al een tijdje te puffen waar dat verdomde kasteel nou blijft. Kasteel Schillen heet het. Bij kasteel Schillen is een ‘Gasterij’ of wel een plek waar je gasten kunt ontvangen, of wel een cafeetje. Maar voor Pieterprutsers vinden ze zichzelf hier volgens mij iets chique. Als ik mijn twee drinkflessen met water vul in de wc krijg ik commentaar van de man die de baas lijkt te zijn. ‘Zozo! Maak er maar een feestje van hoor! Vers water meegenomen... Toe maar!’ Ik lach wat maar kijk dan ongemakkelijk in zijn boze gezicht, hij meent het echt. Gelukkig is de serveerster wel aardig, want ik móet echt nog even blijven zitten.
- Er is een waterpunt langs de route met geneeskrachtig water. Je kunt zelf kiezen waarvan het je dan geneest. Er zijn drie opties: - dorst
                                                                  - platvoeten
                                                                  -  andere kwalen: stuipen, bedwateren, zadelpijn, schurft.
Ik kies voor de andere kwalen, vooral die schurft spreekt me erg aan. Zijn er eigenlijk echt mensen met schurft? Is dat een huidziekte die nog echt bij mensen voorkomt? Of is die in de middeleeuwen al uitgestorven? Ik durf niet te googelen, ik ben bang voor de vieze plaatjes.


gedachten:
- terwijl ik mijn schoenen uitdoe: ‘Ik had écht bedacht dat ik mijn schoenen niet uit zou doen totdat ik aangekomen zou zijn. Nouja..’
- ‘Ik kom zo veel mensen tegen die de andere kant op gaan, maar niemand die dezelfde kant als ik op gaat, hoe komt dat toch?’
- ‘Oké 34°en zon is erger.’
- ‘Als je met een appel in je eene en een pieterprat boekje in je andere hand over een smal paadje loopt waar je voorzichtig de brandnetels moet ontwijken, zie je niet veel van de omgeving.’
- ‘Een bloedneus onderweg, dat zou pas onhandig zijn.’ (Hij kwam wel, maar toen was ik gelukkig al op mijn slaapplek in Sittard.)
- ‘Waar moet ik straks over schrijven? Ik dénk helemaal niet!’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten