Ik kwam me tegen en ik zei: ‘Ik wil niet meer. Ik stop
ermee.’
Ik zei: ‘Nee.’
Ik zei: ‘Ik ga hier zitten, je krijgt me niet meer mee.’
Ik zei: ‘Nee.’
Ik zei: ‘Wat een verschrikkelijk slecht idee. Ik kan wel
duizend minder moeilijke manieren van vakantie bedenken.’ Ik zei: ‘Ik ook, oké!’
Ik zei: ‘Ik wil niet meer.’ Ik zei niets.
Ik zie mezelf vrolijk naar me zwaaien.
Fragmenten:
- Er is een
prachtig kasteel ergens halverwege de route, waar ik iets wil drinken en even
pauze wil houden. Het is net over de helft. Maar aangezien ik in Valkenburg al verdwaald
ben denk ik dat ik toch al zo’n 5 km extra heb afgelegd, dus ik loop al een
tijdje te puffen waar dat verdomde kasteel nou blijft. Kasteel Schillen heet
het. Bij kasteel Schillen is een ‘Gasterij’ of wel een plek waar je gasten kunt
ontvangen, of wel een cafeetje. Maar voor Pieterprutsers vinden ze zichzelf hier
volgens mij iets chique. Als ik mijn twee drinkflessen met water vul in de wc
krijg ik commentaar van de man die de baas lijkt te zijn. ‘Zozo! Maak er maar
een feestje van hoor! Vers water meegenomen... Toe maar!’ Ik lach wat maar kijk
dan ongemakkelijk in zijn boze gezicht, hij meent het echt. Gelukkig is de
serveerster wel aardig, want ik móet echt nog even blijven zitten.
- Er is een waterpunt langs de route met geneeskrachtig
water. Je kunt zelf kiezen waarvan het je dan geneest. Er zijn drie opties: -
dorst
- platvoeten
-
andere kwalen: stuipen, bedwateren, zadelpijn, schurft.
Ik kies voor de andere kwalen, vooral die schurft spreekt
me erg aan. Zijn er eigenlijk echt mensen met schurft? Is dat een huidziekte
die nog echt bij mensen voorkomt? Of is die in de middeleeuwen al uitgestorven?
Ik durf niet te googelen, ik ben bang voor de vieze plaatjes.
gedachten:
- terwijl ik mijn schoenen uitdoe: ‘Ik had écht bedacht
dat ik mijn schoenen niet uit zou doen totdat ik aangekomen zou zijn. Nouja..’
- ‘Ik kom zo veel mensen tegen die de andere kant op
gaan, maar niemand die dezelfde kant als ik op gaat, hoe komt dat toch?’
- ‘Oké 34°en zon is erger.’
- ‘Als je met een appel in je eene en een pieterprat
boekje in je andere hand over een smal paadje loopt waar je voorzichtig de
brandnetels moet ontwijken, zie je niet veel van de omgeving.’
- ‘Een bloedneus onderweg, dat zou pas onhandig zijn.’ (Hij
kwam wel, maar toen was ik gelukkig al op mijn slaapplek in Sittard.)
- ‘Waar moet ik straks over schrijven? Ik dénk helemaal
niet!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten